Eindevaluatie IMVO-convenant voor de voedingsmiddelensector

Op 29 juni 2018 is het IMVO-convenant voor voedingsmiddelen ondertekend door brancheorganisaties FNLI, CBL en KNSV, de vakbonden FNV en CNV, de NGO’s ICCO/Cordaid, Woord en Daad, Global March, de ministeries van Buitenlandse Zaken en LNV en het Initiatief Duurzame Handel. De SER was verantwoordelijkheid voor het secretariaat. De looptijd van dit convenant was vijf jaar en is derhalve in juni 2023 beëindigd. De SER gaf aan CREM opdracht om het convenant te evalueren en lessen te trekken voor eventuele vergelijkbare multistakeholder-initiatieven in de toekomst. CREM maakte in 2020 ook al de tussenevaluatie van het convenant.

Voor het convenant waren in 2018 twee specifieke doelstellingen geformuleerd. Ten eerste ging het om het stimuleren van continue verbetering van risicomanagement (‘due diligence’) op het gebied van IMVO bij bedrijven die bij de brancheorganisaties zijn aangesloten. Ten tweede zouden gemeenschappelijke initiatieven en projecten worden opgezet om problemen aan te pakken die individuele bedrijven niet (volledig) zelfstandig zouden kunnen oplossen.

Op basis van de resultaten van de tussenevaluatie werd besloten om in de resterende jaren vooral in te zetten op de due diligence pijler. En dat is goed gelukt. Minimaal 42% van het totaal aantal bedrijven in de achterbannen van de drie brancheorganisaties heeft momenteel kennis van IMVO en due diligence en is zich bewust van de relevantie ervan. De meeste van deze bedrijven hebben echter nog niet alle due diligence stappen van de OECD/FAO richtlijnen geïmplementeerd. Vooral de meer materiële stappen moeten vaak nog gezet, zoals risicoanalyses, ontwikkeling en implementatie van verbeterplannen en een klachtenmechanisme. Met name de Due Diligence Self-assessment scan, de Due Diligence Roadshow en het Local Expert Network worden als succesvolle convenant-initiatieven gezien.

De resultaten wat betreft gemeenschappelijke projecten zijn achtergebleven bij de oorspronkelijke ambities. Het bleek uitdagender dan verwacht om tot dergelijke projecten te komen. Het is bovendien de vraag in hoeverre het convenant echt nodig was voor de projecten die wèl tot stand zijn gekomen. In de afgelopen jaren zijn diverse IMVO-projecten van de grond gekomen met convenantpartijen en/of individuele bedrijven in de voedingsmiddelensector, maar deze zijn uiteindelijk niet formeel als convenant-project geframed.

De uiteindelijk beoogde impact van het convenant was dat partijen ernaar zouden streven “om in de voedingsmiddelenketens binnen een ambitieuze en realistische termijn van drie tot vijf jaar substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve effecten ervaren”. Het gaat om daadwerkelijke verbeteringen ‘on-the-ground’ voor ‘slachtoffers’ van misstanden in voedselketens (mens, dier en milieu). Een dergelijke impact is echter op dit moment niet of nauwelijks meetbaar en niet direct aan het convenant te linken. Ondanks deze waarschijnlijk nog maar beperkte impact on-the-ground heeft het convenant door de resultaten op het gebied van due diligence wèl substantieel bijgedragen aan de randvoorwaarden daarvoor; de enabling environment is versterkt, de belangrijkste basis voor structurele impact-on-the-ground.

De meeste convenantpartijen zijn in principe geïnteresseerd om een vervolg te geven aan het convenant. Een vervolg multistakeholder-initiatief moet volgens hen echter wel meer gefocust en afgebakend zijn. Het ligt voor de hand om vooral een adequaat due diligence management bij voedingsmiddelenbedrijven verder te stimuleren, met als primair doel om bedrijven te helpen om te voldoen aan nieuwe IMVO-gerelateerde wetgeving en hen te inspireren om extra stappen te zetten. De focus moet vooral liggen op het peloton en de achterblijvers op het gebied van IMVO. In het verlengde of parallel aan een op due diligence gericht multistakeholder-initiatief is te denken aan de ontwikkeling en uitvoering van een of meer specifieke programma’s die vernieuwend en van toegevoegde waarde zijn in vergelijking met bestaande initiatieven. Daarbij is bijvoorbeeld te denken aan initiatieven in een specifieke sub-sector binnen de voedingsmiddelensector en/of met betrekking tot een specifiek IMVO-thema, zoals problematiek van migranten, bijdrage aan behoud en herstel van biodiversiteit en/of klimaatadaptatie in toeleveringsketens, preventie voedselverspilling in toeleveringsketens en IMVO-risicomanagement in downstreamketens.

Zie hier voor meer informatie en om het eindrapport te downloaden.

Meer informatie: Victor de Lange